Zes maanden wachten op intake Wmo
Zorgvragers in Son en Breugel krijgen te maken met forse wachtlijsten, onder andere door een gebrek aan personeel. Zelfs met een som geld erbij lukt het niet om de tekorten op te lossen, meldt vakblad Binnenlands Bestuur.
In het sociaal domein van Son en Breugel gaat ruim 12 miljoen euro per jaar om. Voor zoveel geld mag het geen black box zijn, vond de raad. Die vroeg daarom de rekenkamercommissie om onderzoek te doen naar de gang van zaken in het Centrum voor Maatschappelijke Deelname (CMD). ‘De rode draad die de rekenkamercommissie ziet, is dat het CMD al vanaf de start in 2014 niet in control is’, staat in het recente rapport.
Forse wachtlijsten
Wat er volgens Binnenlands Bestuur vooral uitspringt: de wachtlijsten in het sociaal domein en dan met name die voor Wmo-voorzieningen en Jeugd zijn ‘fors’. De toegang is binnen een week geregeld. Daarna wordt het geduld van hulpvragers op de proef gesteld. De wachttijden voor een intakegesprek bij de Wmo op tot zes maanden. Veel te lang, aldus de rekenkamercommissie. ‘Met uitzondering van zware en ingewikkelde gevallen en zeer kwetsbare mensen. Die worden snel geholpen.’
Fors meer aanvragen
Tegelijk groeit het beroep op de gemeentelijke organisatie. Vooral voor huishoudelijke hulp wordt vaker aangeklopt, nu daarvoor een inkomensonafhankelijke eigen bijdrage wordt gerekend. Soms komen er tientallen aanvragen bij in enkele weken, hetgeen fors is voor een gemeente van net onder de 18.000 inwoners. ‘Zeker gezien de beschikbare capaciteit aan menskracht’, aldus Sandra van Breugel, voorzitter van de rekenkamercommissie, in Binnenlands Bestuur.
Terechte zorgen
Op een paar centen keek Son en Breugel intussen niet. Er werd dik geld bij het CMD gedaan: 900.000 euro extra budget in twee jaar om de formatie op peil te brengen, en een jaar later nog eens een ton om wachtlijsten weg te werken. ‘De gemeente legt in het sociaal domein elk jaar ongeveer een ton extra bij op de uitvoering in het sociaal domein. Daar maakt de raad zich terecht zorgen om’, aldus de rekenkamercommissievoorzitter.