Vaker keuze voor versterven
Hulpverleners noemen volgens NRC versterven de ultieme vorm van zelfbeschikking. Sterven zonder medicijnen, zonder euthanasietraject, zonder bewijs van wilsbekwaamheid en artsen hoeven niets goed te keuren. Hoe zorg je voor zulke patiënten? Wat mag en kan een hulpverlener doen? En is dat hulp bij zelfdoding?
Toen huisarts Eva Bolt, ook onderzoeker aan het Amsterdam UMC, zich in 2012 in deze methode van sterven verdiepte, viel het haar op hoeveel artsen hiermee ervaring hadden. Van de 1.100 huisartsen had de helft weleens iemand begeleid die stopte met eten en drinken, kwam uit haar onderzoek. En dan gaat het niet om mensen die op hun sterfbed geleidelijk hun eetlust verliezen, maar om de groep die daar bewust voor kiest.
Wat mag en kan een hulpverlener doen?
Deze artsen liepen over van de vragen, merkte Bolt volgens NRC. Want hoe zorg je voor zulke patiënten? Wat mag en kan een hulpverlener doen? Is dit hulp bij zelfdoding? En wat doe je als een patiënt toch plots iets te drinken wil? De recentste cijfers komen uit een sterfgevallenonderzoek dat in 2017 verscheen. Daaruit blijkt dat 760 mensen dat jaar gestorven waren door te stoppen met eten en drinken, 80 procent was ouder dan tachtig jaar. Het gaat om ongeveer een half procent van alle overlijdens, maar omdat dit alleen gevallen zijn waarbij een arts betrokken was, zijn het er in werkelijkheid waarschijnlijk meer.
Dit gaan we vaker zien
Patiënten die op deze manier sterven, of dat proberen, gaan we vaker zien, is de verwachting van medici die zich bezighouden met de laatste levensfase. In de jaren nadat Bolt met haar onderzoek was begonnen, stelde artsenorganisatie KNMG een handreiking voor zorgverleners op. Bolt schreef een brochure met adviezen voor patiënten en hun naasten, zoals „poets de tong één keer per dag”, „drink in ieder geval niet meer dan twee kleine slokjes”.
KNMG-handreiking herzien
Op dit moment wordt de KNMG-handreiking herzien. Die zal dit najaar verschijnen. Specialisten van onder meer het Nederlands Huisartsen Genootschap en de Vereniging van Ouderengeneeskunde hebben zich de afgelopen twee jaar over de methode gebogen en daarover stevig gediscussieerd. Wie de concepttekst van de nieuwe handreiking leest, ziet volgens NRC dat onder artsen de overtuiging groeit dat dit een methode voor iederéén kan zijn.