Frustratie in voormalig woonzorgcentrum
Bewoners van een voormalig woonzorgcentrum in Enschede voelen zich daar niet meer thuis nu het complex ook bestemd is voor gewone, sociale verhuur, aldus dagblad Tubantia.
De gang van zaken in het voormalige Enschedese woonzorgcentrum Broekheurnerborch is een gevolg van het landelijke beleid om ouderen steeds langer zelfstandig te laten wonen. Dat bevestigt de bestuurder van zorgorganisatie Livio, eigenaar van het complex, in Tubantia. Het sluit volgens bovendien aan op het landelijke streven om meer ruimtes in woonwijken te creƫren waar wijkbewoners elkaar kunnen ontmoeten: de zogenoemde huiskamer van de wijk.
Niet op te wachten
Maar de oorspronkelijke bewoners, nog steeds verreweg de grootste groep in De Broekheurnerborch, zitten daar helemaal niet op te wachten. Hun oude gemeenschappelijke ruimte, waar ze genoten van activiteiten en gezamenlijke koffiemomenten, heeft plaatsgemaakt voor een ontmoetingsruimte, waartoe ook andere bewoners van het complex en de omliggende wijk toegang hebben. “We realiseren ons dat het wegvallen van de centrale ruimte zoals die was, als een verlies kan voelen. Dat is jammer en verdrietig”, aldus de LIvio-bestuurder in Tubantia.
Aan de kant gezet
Livio heeft het beheer van De Broekheurnerborch overgedragen aan woningcorporatie Domijn. De mogelijkheden om er langdurige, intensieve zorg te ontvangen zijn vervangen door thuiszorg. Bewoners met een grotere zorgvraag zijn verhuisd naar andere locaties van Livio. Maar oorspronkelijke bewoners, die zijn achtergebleven, vinden dat ze door de gang van zaken steeds minder waar krijgen voor hun geld. ‘Wij hebben het gevoel dat we niets meer waard zijn en alleen nog maar overal voor moeten betalen’, schrijven 25 bewoners in een boze brief aan zorgorganisatie Livio. De frustratie onder de bewoners is groot. “We zijn aan de kant gezet”, aldus een van hen in een mondeling toelichting.
Geen inclusie
Tubantia sprak met vier vrouwen (76 tot 80) die hun woning in de Broekheurnerborch betrokken toen dit nog alleen als woonzorgcentrum te boek stond. Ze missen de saamhorigheid van weleer. Ze denken er met weemoed aan terug: in de gemeenschappelijke ruimte genoten de ouderen onderling van activiteiten en gezellige koffiemomenten. Nu het de ‘huiskamer van de wijk’ is, is de sfeer volgens hen totaal veranderd. De ruimte wordt benut door bewoners uit de hele wijk. Hoewel het initiatief bedoeld is om de inclusie te bevorderen, botst het volgens de vier vrouwen. Ze voelen zich gediscrimineerd door wijkbewoners die de Nederlandse taal niet spreken en volgens hen rommel achterlaten.