Senioren willen hun woning helemaal niet uit

Ongeveer 60 jaar geleden bedacht het toenmalig kabinet dat er pensions moesten komen voor 65-plussers om woonruimte vrij te maken voor de jongere bevolking.

Het lijkt of de geschiedenis zich herhaalt, schrijft Tinie Kardol (emeritus hoogleraar vergrijzingsvraagstukken) in Trouw.

“In ieder geval bouwt het huidige kabinet, net als toen, wel vóór ouderen maar niet allereerst vanuit de behoeften van ouderen. En dan blijft het de vraag of dit bouwbeleid de woningnood gaat verhelpen.”

Niet naar gegroepeerde woonsituatie

Het merendeel van de senioren van de leeftijdscategorie 60 tot 69 jaar wil überhaupt niet verhuizen. En zeker niet naar een gegroepeerde woonsituatie waar aspirant-zorgbehoevende ouderen wonen. Je wilt niet dagelijks worden geconfronteerd met mensen met gebreken, als je die zelf nog niet ondervindt.

Zo lang mogelijk uitstellen

Ook de leeftijdscategorie van 70 tot 79 jaar houdt een verhuizing zo lang mogelijk buiten de deur, al voelt menigeen vanaf het 75ste levensjaar de behoefte aan woningaanpassingen. Maar de meerderheid houdt het bij een voornemen, doet geen aanpassingen en blijft zitten waar ze zit, constateert de emeritus hoogleraar in Trouw.

Voldoende reuring

De nultredenwoningen van de minister zouden hier een uitkomst kunnen bieden, ware het niet dat zeventigers specifieke eisen stellen aan een eventuele nieuwe woonsituatie: het moet niet te ver weg zijn van belangrijke voorzieningen, er moet voldoende reuring zijn in de woonomgeving en het moet absoluut geen sfeer van een zorgomgeving uitstralen.

Forse kanttekening

Binnen de groep senioren van 80 jaar en ouder ondervindt een deel last van de gezondheid. Dan kan een nultredenwoning aantrekkelijk zijn, mits de financiële lasten niet te hoog zijn en de woning veilig is en dicht bij voorzieningen ligt. Wel is een forse kanttekening te plaatsen, zo schrijft Kardol in Trouw, als dit woonaanbod wordt gepresenteerd als een sociale woonomgeving, waarin het elkaar een handje helpen de boventoon voert en professionele zorg op de achtergrond blijft.