Tientje AOW zoek in rekendoolhof
Weinig dingen lijken zo simpel voor de overheid als de uitvoering van de AOW. Ko Suurhoff, PvdA-minister van Sociale Zaken, voerde die in 1956 in als omslagstelsel. Dat kon met een telraam, schrijft Peter de Waard in zijn column in de Volkskrant.
“De werkenden in Nederland – nu 9,6 miljoen – betalen een premie die wordt uitgekeerd aan de 65-plussers – nu 3,6 miljoen. Maar nu, 67 jaar later, de borelingen van toen AOW krijgen, is de berekening te ingewikkeld voor een Pisa-wiskundetoets.”
Onvrede gevoed
Dat voedt de onvrede, aldus De Waard in de Volkskrant: Neem de AOW-uitkering van dit jaar. Die is gekoppeld aan het minimumloon, dat met 10,15 procent is verhoogd tot 1.934,40 euro per maand op basis van een volledige baan. De AOW had daarom moeten worden verhoogd van 1.261,52 (alleenwonend) en 863,88 (samenwonend) naar respectievelijk 1.389,56 en 951,56 euro. Maar in januari maakte de Sociale Verzekeringsbank 1.353,11 en 920,98 over op de bankrekening – 36 en 31 euro minder. AOW’ers krijgen zogezegd geen 10,15 procent opslag maar 7,2 (alleenwonend) en 6,6 procent (samenwonend).
Niet kiezen tussen twee kwaden
De Waard beschrijft dat de politiek niet kan kiezen tussen twee kwaden. “Verdere premieverhoging zou de koopkracht van werkenden te veel aantasten en verlaging van de uitkeringen zou veel mensen met alleen AOW tot armoede veroordelen. In het verleden werd de AOW zelfs sneller verhoogd dan het minimumloon.”
Joet en anderhalve joet verdwenen
In dit rekendoolhof , constateert De Waard aan het slot van zijn Volkskrant-column, verdwijnen een joet en anderhalve joet. “‘Zo komt Jan Splinter door de winter’, zou Ko Suurhoff verzucht hebben.”