Dokter, hoelang heb ik nog?

Het is een vraag die ongeneeslijk verklaarde patiënten vaak stellen, maar artsen liever niet beantwoorden: hoelang heb ik nog te leven? De Volkskrant beschrijft hoe artsen omgaan met zo’n prognose, en wat die doet met patiënten.

Artsen zijn terughoudend om patiënten een levensverwachting mee te delen, zo blijkt uit tal van internationale onderzoeken; de meerderheid zegt het liever niet. ‘Ik begin altijd een beetje te draaien als ik de vraag krijg’, zegt Hans Westgeest, oncoloog in het Amphia-ziekenhuis in Breda. ‘Het probleem is namelijk dat je nooit gelijk hebt.’

Te rooskleurig

Daar komt bij dat de overlevingscijfers uit onderzoeken te rooskleurig blijken. Veelzeggend is het grote verschil dat oncoloog Patricia Hamers ontdekte toen ze voor haar proefschrift onderzoek deed naar de overleving van patiënten met darmkanker. In de medische onderzoeken gaan de cijfers richting de 30 maanden, maar toen ze de cijfers bestudeerde uit de Nederlandse kankerregistratie kwam ze niet verder dan 15 maanden gemiddeld.

Niet representatief

Dat verschil is verklaarbaar, zegt Hamers in de Volkskrant. Voor medisch onderzoek worden de jongste en fitste patiënten geselecteerd, zij zijn niet representatief voor de gemiddelde kankerpatiënt. Het duurt ook altijd even voordat nieuwe behandelingen op de markt komen: de gunstige cijfers uit die studies lopen dus voor op de praktijk.

Drie scenario’s

Artsen worden wel steeds beter in de kunst van het voorspellen. Maar welke cijfers artsen ook gebruiken, zegt Hamers, ze doen er goed aan om patiënten drie scenario’s voor te leggen: het beste, het slechtste en het gemiddelde. ‘Daarmee geven we ze de kans om te hopen op het beste en zich voor te bereiden op het ergste.’

Gefixeerd op getal

Toch fixeren patiënten zich ook dan vaak op dat ene getal dat hij noemt, weet Westgeest volgens de Volkskrant uit ervaring. ‘Als ik zeg: het gemiddelde is twee jaar, maar daar kunt u boven of onder zitten, dan gaan patiënten naar huis en vertellen ze aan de kinderen: ik heb nog twee jaar. Wat ik er ook omheen vertel, patiënten onthouden vaak alleen dat cijfer.’