Veel meer hulpbetoon dan in ik-tijdperk gedacht
Het was 1979 en eindelijk mocht iedereen ‘gewoon zichzelf zijn’. Journalist John Jansen van Galen (1940) beschreef toen als eerste het ik-tijdperk en blikt hier in een boek op terug.
In een interview in Trouw zegt hij: “Ik denk dat er wel een grote behoefte is aan identiteit, maar dan in kleine verbanden.”
Boekje over je eigen leven
“Als je bij mij in de buurt – Amsterdam-Noord – een bejaardencursus bezoekt, dan begint dat met een rondje. En in dat rondje word je niet geacht te zeggen wat je beroep was, maar wat je allemaal hebt meegemaakt en beleefd, je lief en je leed, je rouw en ellende. Dat doet men graag. Ik heb meegemaakt dat ze bij zo’n cursus allemaal een boekje gingen maken, dat boekje ging over je eigen leven.”
Inzet voor de gemeenschap
Wat Jansen van Galen altijd frappeert, zegt hij in Trouw, is hoezeer mensen er behoefte aan blijken te hebben, anders dan het ik-tijdperk veronderstelde, om zich voor elkaar en voor de gemeenschap in te zetten. “Dat vind ik echt ongelofelijk: 5,7 miljoen mensen die vrijwilligerswerk doen of mantelzorg verlenen.”
Bezoek aan 80-plussers
“Het frappantste voorbeeld van dat gemeenschapsgevoel vind ik dit: in Amsterdam heb je een programma waarbij alle mensen boven de tachtig eens in de twee jaar bezoek krijgen.” Een mooi plan, aldus Jansen van Galen, maar daar zijn natuurlijk geen mensen voor, dus het wordt uitgevoerd door vrijwilligers, onder wie een goede kennis.
Weinig eenzaamheid
Dan denk je dat het in zo’n stad zal wemelen van de eenzaamheid en behoefte aan zorg, maar Jansen van Galen staat ervan versteld hoe weinig dat het geval is, zegt hij in Trouw. “De een heeft steun van de buren, de ander van een zoon uit Alkmaar die elke week komt of een dochter uit Almere die de boodschappen doet. Er is een veel groter reservoir aan wederzijds hulpbetoon dan je zou veronderstellen op grond van het begrip ik-tijdperk.”