Niet overal goede zorg thuis
Huisartsen, hun praktijkondersteuners en de wijkverpleging moeten intensief samenwerken om goede zorg te bieden aan kwetsbare thuiswonende ouderen in hun werkgebied. En zij moeten de kwetsbare ouderen zelf en hun mantelzorgers zo veel mogelijk betrekken bij het overleg over hun zorg.
Betere samenwerking in de zorg kunnen huisartsen, praktijkondersteuners en wijkverpleging niet alleen realiseren. Zij hebben hiervoor duidelijke regionale afspraken, tijd, voldoende ondersteuning en goede afspraken met de zorgverzekeraars nodig.
Dat zijn aanbevelingen van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ). De inspectie deed onderzoek naar de zorg aan kwetsbare thuiswonende ouderen in vier gemeenten of wijken: Best, Oud-Beijerland, Den Haag (Bouwlust en Vrederust) en Utrecht (Overvecht). Ook inventariseerde de inspectie de situatie in Emmen en Amersfoort.
Grote verschillen
De inspectie zag grote verschillen tussen Best, Oud-Beijerland en de wijken in Den Haag en Utrecht. Overal zijn er grote betrokkenheid en veel inspanningen in de zorg voor kwetsbare ouderen. Maar niet overal weten de huisartsen, praktijkondersteuners en de wijkverpleging elkaar te vinden. Dan krijgen kwetsbare ouderen niet de zorg die zij nodig hebben, of niet op tijd. Ook zien huisartsen en wijkverpleegkundigen problemen van ouderen soms niet aankomen.
Gezamenlijke huisbezoeken
Binnen de werkgebieden van huisartsen, hun praktijkondersteuners en de wijkverpleging is goede samenwerking en onderling contact belangrijk om goede zorg te kunnen bieden. Om de ouderen zelf daarbij te betrekken, zijn gezamenlijke huisbezoeken een mogelijkheid, is een van de aanbevelingen van de Inspectie. Als een kwetsbare oudere nieuw is bij de wijkverpleging, moet de huisarts dat ook weten. Huisartsen hebben voldoende en gekwalificeerde praktijkondersteuners nodig voor de zorg aan kwetsbare thuiswonende ouderen.’