Langer thuis, maar minder thuiszorg – kan dat?
Ouderen moeten langer thuis wonen en doen dus vaker een beroep op zorg aan huis. Toch wil minister Agema 165 miljoen bezuinigen op de thuiszorg. Dat klinkt onlogisch, schrijft NRC.
Het vorige kabinet besloot dat ouderen langer thuis moeten blijven wonen – en dus meer thuiszorg nodig zullen hebben. In 2022 presenteerde toenmalig minister Conny Helder van Zorg (VVD) het programma Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen (WOZO). De kern: ouderen moeten zelfredzamer worden, meer gebruikmaken van digitale zorg en ze krijgen zo lang mogelijk zorg aan huis. Wijkverpleging speelt in die ontwikkeling een essentiële rol.
Onderuitputting
Het huidige kabinet is volgens NRC niet afgeweken van de langer-thuis-wonen-ontwikkeling, al loopt er ook een onderzoek naar de terugkeer van bejaardenhuizen, als een soort tussenvorm tussen thuis wonen en het verpleeghuis. Toch vindt minister Agema de bezuiniging op de wijkverpleging „gerechtvaardigd”, omdat er „structureel” sprake is van „onderuitputting”. Met andere woorden: er wordt minder geld uitgegeven dan er beschikbaar is.
In de kou
Die onderuitputting komt door tekort aan personeel, maar ook omdat verpleegkundigen minder uren bij een oudere zijn omdat meer wordt gekeken naar wat mensen zelf kunnen. Onderuitputting ligt volgens NRC vaak gevoelig. Actiz, de branchevereniging van zorgorganisaties, schrijft op haar website dat Agema „de ouderenzorg en de wijkverpleging in de kou laat staan”. Volgens Actiz komt de onderuitputting niet omdat er te weinig vraag is naar wijkverpleging. Regelgeving zorgt er volgens hen voor dat er nu geen geld mag worden gestoken in bijvoorbeeld nieuwe technologie en opleidingen: „Daar is het geld dat nu wordt weggegeven voor bedoeld.”