Kunnen straks nog wel rekenen op de Wmo

Gemeenten maken zich zorgen ‘of inwoners – als we niets doen – in de toekomst nog wel kunnen rekenen op goede ondersteuning vanuit de Wmo’. Dat zegt Nathalie Kramers (GroenLinks), wethouder van Leeuwarden en voorzitter van de commissie Zorg, Jeugd en Onderwijs van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Door vergrijzing en druk op andere stelsels, zoals de ggz en de Wlz, neemt het beroep op de Wmo toe, terwijl het aantal mantelzorgers en professionals afneemt. Aldus een artikel in Binnenlands Bestuur over het deze week gepresenteerde Houdbaarheidsonderzoek Wmo 2015.

Health in all policies

Rijk en gemeenten willen daarom investeren in zorgzame gemeenschappen en collectieve ondersteuning. Ook moeten de randvoorwaarden om als gemeenten de wet goed uit te voeren (financieel en qua bevoegdheden) op orde zijn, benadrukt Kramers. Ze wijst bovendien op het belang van een ‘health in all policies’-benadering in het nieuwe regeerakkoord en de lokale coalitieakkoorden.

Ingewikkelde opdracht

De houdbaarheid van de Wmo 2015 staat onder druk en dat komt onder meer door ontwikkelingen waar gemeenten slechts gedeeltelijk grip op hebben. Verschillende uitgangspunten van de Wmo 2015 blijken in de praktijk lastig haalbaar of zijn nog onvoldoende ontwikkeld. De oorzaken zijn complex en reiken soms verder dan de reikwijdte van de wet zelf. Zo worden de gevolgen van de decentralisatie niet overal volledig geaccepteerd. Burgers blijven een sterk gevoel van recht op ondersteuning houden, mede door verschillen in gemeentelijke uitvoering, jurisprudentie en ingrepen van het rijk, zoals de introductie van het abonnementstarief in 2019. Daardoor blijkt het versterken van zelfredzaamheid een ingewikkelde opdracht voor gemeenten.