Denk niet al te lang na over ouder worden

Karin Amatmoekrim beschrijft in haar column in NRC hoe zij besefte dat sterven op je vijftigste te jong is, maar dat wie blijft leven en naar het ouder wordende gezicht in de spiegel kijkt, evengoed durft te klagen over hoe oud we zijn geworden: Hoe onze gewrichten al pijn beginnen te doen, en dat we rimpels hebben gekregen, en grijze haren.

Vervliegende tijd

“Het gaat er natuurlijk om dat het ons angst aanjaagt, de vervliegende tijd, en hoe gewelddadig deze ons met zich meesleurt. Maar wat oud is bij leven, kan niet opeens jong zijn wanneer iemand sterft. Of, zoals mijn moeder altijd zegt wanneer we haar plagen dat ze oud wordt; „Ik hoop het”. Want, is de impliciete gedachte; als ik niet oud word, betekent het dat ik ben gestorven.”

Dankbaar voor wat het is

Misschien is het de bedoeling om het te zien als geen van beide, aldus de columnist in NRC: oud noch jong, maar gewoon wat het is, en daar dankbaar voor zijn. Het hielp haar dat zij zaterdag een tiental vrouwen interviewde in de leeftijd van 62 tot 87. “We spraken over hun leven, hun jeugd en de manieren waarop hun grootouders de geschiedenis aan hen door hadden verteld.”

Gewoon leven en lief hebben

“We hadden ons de tranen in de ogen geschaterd en toen ik naar huis ging na die baldadige middag met bejaarde dames, tegen wier energie ik als vermoeide veertigplusser bleek afstak, bedacht ik dat ik wellicht iets te veel over ouder worden en vergankelijkheid had nagedacht.”Misschien, zo besluit Karin Amatmoekrim in NRC, volstaat het om gewoon te leven en lief te hebben – en te hopen dat het nog even langer duurt, dat het allemaal nog niet eindigt.