Pensioengeld naar wapens
Na jaren van kritiek worden pensioenfondsen door de politiek en hun eigen deelnemers aangemoedigd om meer te investeren in wapenbedrijven. Dat kan, maar dan moet de overheid vooral zelf stappen zetten, zeggen de pensioenfondsen volgens de Volkskrant.
Een rondgang van de krant langs een aantal grote fondsen leert dat zij nooit zijn gestopt met investeren in defensiebedrijven. ‘Afhankelijk van welke definitie je hanteert, beleggen we tussen de 400 miljoen en 2 miljard euro in bedrijven die een bijdrage leveren aan de defensie-industrie’, zegt een woordvoerder van ambtenarenfonds ABP. Zij benadrukt dat ruim een tiende van de achterban van het ABP bij defensie of de politie heeft gewerkt. ‘Wij weten dus dat er wapens nodig zijn om taken op het gebied van veiligheid, ordehandhaving uit te voeren.’
Geen kernwapens
Iets vergelijkbaars zegt volgens de Volkskrant PME, het fonds voor de metaal- en technologische industrie waar veel deelnemers werken of hebben gewerkt voor bedrijven die (ook) spullen maken voor defensie. Wel sluiten alle grote pensioenfondsen al jaren bedrijven uit die wapens maken die vaak veel onschuldige burgerslachtoffers maken: landmijnen, witte fosfor, clusterbommen en kernwapens. Daaraan willen ze allemaal voorlopig niets veranderen.
Orders plaatsen
De woordvoerder van PME zegt in de Volkskrant: ‘Uit onderzoek dat we doen onder onze deelnemers, zien we dat het sentiment over beleggen in defensie kentert. Ze vonden het tot voor kort niet heel aantrekkelijk, nu is dat duidelijk veel meer het geval.’ De pensioenfondsen herhalen wat zij vorig jaar ook al zeiden toen demissionair minister Kajsa Ollongren hen opriep om hun beleggingen in defensiebedrijven op te schroeven. ‘Als ze willen dat we meer investeren, moeten overheden ook orders plaatsen die die bedrijven over een langere termijn van werk voorzien.’ Afgelopen jaar is het met de overheid op dat vlak niet veel verder gekomen dan gesprekken, zegt de woordvoerder van PME. ‘Maar ik kan mij voorstellen dat de urgentie na deze week wel omhooggaat.’