Deze maatschappij biedt weinig troost

Na het overlijden van zijn vrouw in juli besloot Jan Siebelink dat hij nooit meer zou schrijven. Intussen is er alweer twijfel; ook de dood is een onderwerp. De Volkskrant spreekt Siebelink (86) een maand na de begrafenis van zijn vrouw Gerda, met wie hij 59 jaar samen was: 59 jaar en bedoeld om nooit te eindigen.‘Ik ben zielloos. Het is te groot voor een mens om zomaar te ondergaan.’

‘Meerdere malen ben ik ten einde raad’, vertelt Siebelink aan de Volkskrant. ‘’ Dan loop ik ontredderd door het huis. Gerda’s jassen aan de kapstok. Alles tuimelt over elkaar heen, al die beelden. Hoe moet het nou verder? Moet ik elke avond alleen doorbrengen, een beetje hangend voor de televisie? Ik lees niet op het ogenblik. Ik kan niet lezen. Alles is te zwaar.’

Onvoorstelbaar

Ze hebben er wel over gepraat, zegt Siebelink: ‘Dat als de een wegvalt de ander overblijft. Je praat erover, maar tegelijkertijd houd je er totaal geen rekening mee. Ook niet toen ze zo ziek was.’ ‘Iedereen maakt het mee, je ziet het elke dag in de krant, dierbaren die zijn overleden, en ineens overkomt het mij. Ik vind het onvoorstelbaar.’

Zij was mijn alles

Siebelink citeert in de Volkskrant een dichtregel van Alphonse de Lamartine, de eerste romantische dichter uit de Franse literatuur, begin 19de eeuw: ‘Un seul être vous manque et tout est dépeuplé – je mist maar één wezen en alles is ontvolkt. Zo voelt het. Zij was mijn alles. Zij zorgde voor mij. En alles wat ik schreef, schreef ik voor haar.’

Kerkgang als verlossing

‘Als je verdriet hebt, is er in deze maatschappij weinig troost te putten’, aldus de schrijver.’We hebben niet meer de instituties en de woorden die ons met elkaar verbinden. Soms denk ik dat de ontzuiling die we in de jaren zestig en daarna als een groot goed ervoeren, zich tegen ons begint te keren. Er zijn momenten waarop ik weer naar een kerkgang verlang, opdat er misschien verlossing kan zijn voor mij.’