Stille Generatie glijdt in stilte weg

Tijdens de wederopbouw legde de generatie geboren tussen 1925 en1940 de basis voor de welvaart van Nederland. In EW magazine brengt Gerlof Leistra een ode aan sobere en harde werkers.

Deze Stille Generatie verdwijnt langzaam maar zeker uit de samenleving. Van de vooroorlogse generatie Nederlanders zijn er nog zo’n 450.000 in leven. Maar hun aantal slinkt snel: de jongsten zijn 84 jaar, de oudsten rond de honderd. In de familieberichten in de kranten worden ze steeds meer overvleugeld door hun kinderen, de veel luidruchtiger babyboomers, geboren tussen 1941 en 1964.

Vooruitgangsgeloof

Leistra beschrijft in EW magazine hoe zijn ouders representanten waren van die Stille Generatie: bescheiden, harde werkers, sober, plichtsgetrouw, gelovig en betrokken bij de samenleving. In lijn met het vooruitgangsgeloof van de middenklasse in die jaren deden ze alles voor hun vier zonen, zodat die het beter zouden krijgen dan zijzelf. Dankzij de toegenomen welvaart werden ze uiteindelijk enthousiaste pensionado’s. Maar ze smeten ook toen het geld niet over de balk en vonden het belangrijk ‘iets’ na te laten.

Aardige erfenis

Overdadige consumptie was er voor de leden van de Stille Generatie niet bij. Door hun spaarzame leefstijl hebben zij vaak juist een meer dan aardige erfenis nagelaten, zodat hun kinderen de rijkste generatie ooit konden worden. Het beeld dat ze anders dan hun nakomelingen alleen maar saai en oubollig waren, verdient op zijn minst enige nuance, aldus Leistra in EW magazine.

Wereld van verschil

“De Stille Generatie glijdt weg uit het leven, maar verdient ontzag voor hoe ze na de oorlog door keihard te werken een kapot landweer opbouwde. En voor haar gemeenschapszin en bescheiden mentaliteit. Een wereld van verschil met de veel meer aanwezige babyboomers, en met de generaties na hen. Die zweren bij deeltijdwerk en willen toch een luxe leven.” We kunnen veel leren van de Stille Generatie, aldus Leistra. “Natuurlijk zijn ze niet heilig en maakten ook zij fouten, maar toch: hoed af en een diepe buiging.”