Niet alle opa’s en oma’s willen oppassen
Veel grootouders springen tegenwoordig structureel bij in de opvang van hun kleinkinderen. Vier op de tien jonge gezinnen combineren kinderopvang met hulp van opa en oma, blijkt uit cijfers van het Sociaal en Cultureel Planbureau uit 2018. Dat gebeurt uit liefde, maar soms ook uit noodzaak. Kinderopvang is duur en wachtlijsten zijn lang, schrijft Trouw. Maar wat als je die rol als vaste oppasgrootouder niet op je wil nemen?
Geen oppasplicht
Vaste dagen oppassen op de kleinkinderen moeten grootouders niet onderschatten, benadrukt seniorencoach bij Optimaal Oud, Bianca Oechies-Jansen in Trouw. Ze begeleidt ouderen bij levensvragen, waaronder het omgaan met verwachtingen rond grootouderschap. “Mensen kunnen een loyaliteitsconflict voelen. Ze willen hun kinderen helpen. Maar senioren moeten zich ook realiseren dat oppassen veel tijd, energie en planning vergt.” Grootouders hebben geen oppasplicht. “Je kunt prima uitleggen dat je niet een leven lang wilt zorgen. Uiteindelijk is het aan de ouders om een weg te vinden in de opvang van hun kinderen.”
Opvangdruk
Is er sprake van ‘oppasdruk’? Volgens emeritus hoogleraar sociologie Pearl Dykstra is ‘opvangdruk’ een betere term. “Doordat er te weinig plekken zijn in de kinderopvang ontstaan er bij opa’s en oma’s sociale verwachtingen om bij te springen. Het is geen verplichting, maar het gevoel kan wel ontstaan.”
Achterwacht
Nederland kent wat sociologen het ‘family saver model’ noemen: grootouders springen bij als het systeem tekortschiet. Door bestaande kinderopvang en vooral in deeltijd werkende moeders zijn zij de zogeheten ‘achterwacht’. Ze zijn er vaker voor noodgevallen, studiedagen of in de meivakantie.
Bewuste keuze
Oppassen op kleinkinderen heeft voordelen, zegt Dykstra in Trouw. Het versterkt de band en houdt ouderen fit. “Maar het moet een bewuste keuze zijn. Want natuurlijk, oppassen kan ook heel erg leuk zijn. Maar dat betekent niet dat iedereen dat moet willen. Ook nee zeggen is zorgen voor jezelf.”