Ouderen van Nederland, kom voor uzelf op

De 4,6 miljoen zestigplussers die Nederland telt zijn in de politiek nauwelijks vertegenwoordigd door generatiegenoten.

Dat is zorgelijk, schrijft Jan Latten (emeritus hoogleraar demografie) in de Telegraaf, vooral nu er in de samenleving een verwijtende sfeer hangt tussen jong en oud. “Ouderen zouden meer hun stem moeten laten horen.”

Laat u niks wijsmaken

Wie oplet ziet volgens Latten dat het met heel wat ouderen niet goed gaat. “AOW’ers met een aanvullend pensioen zijn al sinds hun pensionering jaar in jaar uit in koopkracht achteruit gehobbeld. Daar komt nu de actuele inflatiegolf bovenop. Hun koopkracht smelt als sneeuw voor de zon, ondanks mini-indexaties. Laat u niks wijsmaken: het inflatiespook is voorlopig niet onder controle en gepensioneerden kunnen geen kant meer op.”

Kamerleden steeds jonger

De gekozen vertegenwoordigers in de Tweede Kamer die over het wel en wee van de mensen in het land beslissen worden steeds jonger, merkt de emeritus hoogleraar in de Telegraaf op. Degenen die het aangaat steeds ouder. Van alle 13,2 miljoen kiesgerechtigden zijn er 4,6 miljoen zestigplusser. Ze worden nauwelijks vertegenwoordigd door leeftijdgenoten.

Eén op drie kiezers 60+

Slechts één op de tien Tweede Kamerleden is zelf zestiger; een enkeling is zeventigplusser. Zij moeten opkomen voor 4,6 miljoen zestigplussers, ruim een op de drie kiesgerechtigden, schrijft Latten. “Naar verhouding zijn er te weinig zestigers en zeventigers om belangen van leeftijdgenoten te behartigen en te veel dertigers en veertigers. Hoe ’inclusief’ is dat?

Voorkeur levenservaring

Zo kan het niet langer, besluit Latten zijn artikel in de Telegraaf. “Een eerlijk politiek debat vereist gelijkwaardiger inbreng van jong én oud. Ouderen zouden daarom meer hun stem moeten laten horen. Geef bij verkiezingen stemvoorkeuren aan vertegenwoordigers met levenservaring. Dat is niet egoïstisch maar geëmancipeerd. Pas als jong en oud in de juiste verhouding meedoen in de politiek zal solidariteit voelen als op familieniveau.”