‘Stille ramp in de thuiszorg’

Politiek en media hebben vooral aandacht voor de ic’s en zo blijven de ophopende problemen in de ouderenzorg – opnieuw – buiten beeld.

De noodkreet uit de ouderenzorg leidde vooralsnog niet tot onthutste Kamervragen. Dat zegt wel iets, aldus bestuurslid Conny Helder van brancheorganisatie ActiZ in de Volkskrant: ‘We noemen het niet voor niets een stille ramp. Het gebeurt achter de voordeur, bij de wijkteams, dat spreekt minder tot de verbeelding dan een ic. Maar deze stille ramp kan iedereen treffen, het betekent dat we niet meer iedereen de zorg kunnen geven die nodig is.’

Voortdurend nee verkopen

Waarom nu deze noodkreet? Helder: ‘Onze thuiszorgmedewerkers moeten voortdurend ‘nee’ verkopen. Het ziekteverzuim is hoog, er zijn veel vacatures, en alle zorg die uit het ziekenhuis komt stroomt onze kant op. Tel daar de vergrijzing bij op: 70 procent van de 90-plussers woont nog thuis, en we werken met een doelgroep die extra hard door covid wordt getroffen.’

Er komt niemand meer

De thuiszorg waar het om gaat varieert enorm. ‘Bij mensen die gebukt gaan onder eenzaamheid komt niemand meer binnen. Beginnende geheugenproblemen kunnen verslechteren. Die mensen zouden we moeten activeren, zorgen dat ze eropuit blijven gaan. Als dat nu niet gebeurt, hebben ze straks veel zwaardere zorg nodig, komen in een verpleeghuis terecht.’

Noodzaak zwaardere zorg dreigt

‘Ouderen raken hun dagritme kwijt, eten niet goed, krijgen een klein wondje dat niet wordt verzorgd. Een goed getimed bezoek van de wijkverpleegkundige kan zwaardere zorg voorkomen, nu zullen daar ziekenhuisopnames uit voortkomen.

Onze dweilen kunnen niet meer

De thuiszorg van nu is al lang niet meer die van vroeger, zegt bestuurder Helder in de Volkskrant. ‘Wij leveren hoogcomplexe zorg bij mensen thuis: revalidatiezorg na een operatie, of zuurstof bij ouderen met covid. Ook die medische zorg staat onder druk. In de thuiszorg voelt het al als code zwart.’ ‘Al twee jaar is de werkdruk zo hoog, moeten we dweilen met de kraan open. Maar onze dweilen kunnen niet meer.’