Ouderenzorg kan ook zonder zzp’ers

Brancheorganisaties in de zorg maken zich zorgen nu de Belastingdienst strikter gaat handhaven op schijnzelfstandigheid. Zij vrezen niet meer zonder zzp’ers te kunnen. Ouderenzorginstelling Libertas in Leiden bewijst volgens de Volkskrant: het kan wél – al is het niet eenvoudig.

Naast 650 vaste medewerkers stonden bij Libertas 1.500 zzp’ers en uitzendkrachten geregistreerd die (soms eenmalig) diensten draaiden. Vaste verpleegkundigen moesten hun werkdag twee uur eerder starten om te zien: wie komt er vandaag, kan iedereen in de systemen en bij de spullen? Ook van cliënten was te horen dat zij die wisselende gezichten aan hun bed niet altijd aangenaam vonden. ‘Zzp’ers en uitzendkrachten doen hun werk natuurlijk met de beste intenties, maar zij weten niet precies wat iemand fijn vindt. Ze hebben geen band met die mensen’, zegt de bestuurder van Libertas in de Volkskrant.

Slapeloze nachten

In de Volkskrant durft de bestuurder twee jaar en veel slapeloze nachten te stellen dat het stoppen met het inhuren van zzp’er en uitzendkrachten een succes is geworden. Al is het alleen al om de kosten die hij bespaart aan externe inhuur: 150 duizend euro per maand, waarvan iedere maand weer 60 duizend euro als arbeidsmarkttoeslag terugvloeit naar de vaste medewerkers. Toeval of niet, hun aantal groeide afgelopen jaar van 630 naar 750.

Weer gezamenlijk verantwoordelijk

Ook die medewerkers zélf zijn enthousiast. ‘Medewerkers voelen zich weer gezamenlijk verantwoordelijk’, zegt een van hen in de Volkskrant. ‘Als ‘s ochtends blijkt dat iemand ziek is, neemt iedereen er gewoon één cliënt bij. Dat leidt tot extra werk, maar daar staat tegenover dat je niet meer elke ochtend hoeft te starten met: wie is er nieuw vandaag en weet diegene hoe de systemen werken?’

Op de werkvloer een familie

Zolang er alternatieven bestaan, zal de zzp’er in de zorg niet zomaar terug in loondienst gaan, is de verwachting bij Libertas. Dat verlangt van organisaties dat zij goede arbeidsvoorwaarden bieden. ‘We moeten op de werkvloer weer een familie worden, het samen doen.’