Maak samen meer zorg mogelijk

“Dat er geen mantelzorgprobleem zou zijn, betekent niet dat er geen problemen zijn voor mantelzorgers. De vergrijzende samenleving vraagt een nieuwe balans in de manier waarop mantelzorgers en zorgprofessionals samenwerken.” Dat schrijven Esther Hendriks (bestuurder bij MantelzorgNL) en Anneke Westerlaken (voorzitter van ActiZ, de branchevereniging van zorgorganisaties) in de Volkskrant..

Er is geen mantelzorgprobleem, stelden voormalig hoogleraar ouderengeneeskunde Rudi Westendorp en twee deelnemers aan de Nationale Denktank met verwijzing  naar ‘een reservoir aan babyboomers, die langer gezond zijn en nog naast elkaar wonen ook!’

Vrijwilligerswerk iets ander dan mantelzorg

Het is volgens Hendriks en Westerlaken nu al zo dat jonge ouderen een belangrijke pijler zijn in onze samenleving, schrijven zij in de Volkskrant. “Ongelofelijk veel 65-plussers zetten zich in als vrijwilliger in de zorg, bij verenigingen, bibliotheken, musea, verpleeghuizen, kerken, of hebben een rol in de opvoeding van kleinkinderen. Maar dat is nog wel iets anders dan mantelzorg verlenen.”

Ogenschijnlijke kloof

Westendorp c.s. hebben wél een punt. “Er is een groeiende groep mensen die met pensioen is, of gaat, en zich inzet of kan inzetten voor de maatschappij. Mogelijk ook als mantelzorger. Houden we niet te strak het idee in stand dat zorg enkel iets zou zijn van professionals? Dat idee zorgt in de praktijk regelmatig voor een ogenschijnlijke kloof. En dat is wonderlijk: wij zijn in eerste instantie allemaal partner, ouder, kind, familie of vriend.

Meesurfen op de grijze golf

Laten we dat als vertrekpunt nemen, aldus beide zorgbestuurders in de Volkskrant. “Zo komen we samen tot manieren van zorgen voor anderen op die ons allemaal past en waar iedereen bij gebaat is, van jong tot oud. Zo’n samenleving staat ons ook voor ogen en dat kan niet zonder het ‘reservoir aan babyboomers’ die vaak iets kunnen én willen betekenen voor elkaar.” “Laten we meesurfen op de grijze golf en samen meer zorg mogelijk maken.”