Wie veel beweegt, loopt minder kans te vallen

Een studie onder oudere vrouwen wijst volgens Trouw uit dat richtlijnen voor valpreventie op de goede weg zitten.

Onderzoekers in Australië keken onderzochten de relatie tussen vallen en bewegen bij relatief jonge ouderen. Ze hanteerden de richtlijn van de Wereldgezondheidsorganisatie die aanbeveelt om 150 tot 300 minuten per week matig tot zwaar fysiek actief te zijn. Ze richtten zich daarbij specifiek op vrouwen, aldus Trouw. Het is gebruikelijk om in zulke studies mannen en vrouwen apart te houden: Vrouwen hebben een hoger risico op vallen en daarbij ook een hoger risico op botbreuken.

Eenduidig beeld

De onderzoekers bevroegen duizenden vrouwen tussen de 65 en de 70 hoeveel ze bewogen, hoe vaak ze vielen en of ze aan zo’n val verwondingen hadden overhouden of zelfs daar medische hulp voor hadden gezocht. Daar kwam een eenduidig beeld uit, rapporteren ze volgens Trouw in tijdschrift JAMA. Wie de richtlijn haalde, had een duidelijk lagere kans om te vallen, en een lagere kans om aan die val verwondingen over te houden. Die associatie bleef overeind nadat de onderzoekers corrigeerden voor factoren als opleiding of de toegang tot voorzieningen die de bevraagde had.

Op de goede weg

Voor vrouwen die zwaardere fysieke inspanning deden, bijvoorbeeld stevige wandel- of fietstochten, was de kans op een val weliswaar lager, maar niet de kans op een ernstige val. Dat duidt er volgens Trouw wellicht op dat niet iedere vorm van bewegen evenzeer is aan te raden. Maar wat in ieder geval duidelijk is, is dat de richtlijn van 150 tot 300 minuten fysieke activiteit past bij een lager risico om te vallen. Of het bewegen ook de oorzaak is van dat lagere risico is moeilijk hard te maken, maar de uitkomsten ondersteunen wel de indruk dat de richtlijn op de goede weg zit.