Mantelzorger en professional delen zelfde angst
Het kan volgens bestuurder Esther Hendriks van MantelzorgNL niet zo zijn dat we, nadat we jarenlang de zorg hebben uitbesteed aan professionals, nu in de valkuil stappen -omwille van de tekorten in de zorg- de mantelzorger onderdeel te maken van de formele zorg. Hendriks zegt dat in de nieuwsbrief De Eerstelijns.
“Wij kregen deze zomer brieven van mantelzorgers waaruit blijkt dat de wal het schip inmiddels al gekeerd heeft. Een zorgorganisatie die meedeelt dat het bed van moeder niet meer gegarandeerd verschoond kan worden als de mantelzorger niet mee gaat doen. Een andere die schrijft dat er gestopt gaat worden met de gezamenlijke broodmaaltijd tenzij mantelzorgers bij gaan dragen. Het zijn natuurlijk voorbeelden van hoe het niet moet en tegelijkertijd laat het ook zien dat het idee dat zorg enkel iets van professionals is, niet meer houdbaar is.”
Wederzijdse vooroordelen
Hoe het volgens Hendriks wel moet, is dat mantelzorgers onderdeel van het zorgteam worden. “Een gelijkwaardig onderdeel”, benadrukt ze in nieuwsbrief De Eerstelijns. Die wens wordt in de Nederlandse zorg inmiddels met de mond beleden, de praktijk is echter weerbarstig. Hendriks ziet bijvoorbeeld onder wijkverpleegkundigen handelingsverlegenheid’ om het gesprek met de mantelzorger aan te gaan. “Ik denk dat we last hebben van wederzijdse vooroordelen waardoor het lijkt dat mantelzorger en de betaalde zorgverleners tegenover elkaar staan.”
Allebei voelen druk
En dat is zo zonde, vindt Hendriks volgens nieuwsbrief De Eerstelijns. “Ik denk juist dat mantelzorgers en professionals die bij hen thuiskomen op elkaar lijken. Zoals ik naar ze kijk, delen ze een initiële angst. De angst om er op gegeven moment alleen voor te staan, als de ander om welke reden dan ook wegvalt. En ze voelen allebei druk. De een vanuit het werk, de organisatie, de ander door de thuissituatie, de bezorgdheid, de overbelasting. Ze worden allebei gek van al die administratie. Daar zouden ze elkaar in kunnen vinden, mits ze echt met elkaar en dan vroeg genoeg in gesprek gaan.”