Moet de erfbelasting omhoog?
Driekwart van de Nederlanders wil het liefst van de erfbelasting af, maar veel economen bepleiten juist een verhoging. Emeritus hoogleraar demografie Jan Latten, die daar mordicus tegen is, praat er in het FD over met hoogleraar arbeidsverhoudingen Paul de Beer, voor wie het een onsje meer mag zijn. De krant vraagt de lezers te reageren: Hoe kijk jij naar erfbelasting? Moet die omhoog en geldt dat voor alle vermogens?
Latten zegt in het FD: ‘Als demograaf zie ik het belang van verwantschap, zeg maar de verticale solidariteit tussen ouders en kinderen. Wat mij betreft is dat de basis van alles. Veel ouders zetten zich tot op hoge leeftijd in voor de financiële stabiliteit van hun kinderen, en willen het ook na hun dood goed voor hen geregeld hebben. Daar moet je niet aan tornen.’
Vanaf jeugd al flink bevoordeeld
De Beer vindt de solidariteit tussen ouders en kinderen óók ‘van fundamenteel belang, zegt hij in het FD. ‘Alleen zie je dat kinderen van welgestelde ouders al vanaf hun jeugd flink worden bevoordeeld. Deels is dat onvermijdelijk, maar je kunt je afvragen hoe redelijk het is dat ze tussen hun vijftigste en zestigste jaar – want rond die leeftijd verlies je gemiddeld je ouders – nog eens een sloot geld op hun rekening krijgen, zonder tegenprestatie. Terwijl mensen in die fase op hun rijkst zijn: gesetteld, een goed salaris, kinderen uitgevlogen …’
Dan maar liever opmaken
Latten vindt het in het FD ‘zo jammer dat het bij erfbelastingverhoging niet gaat over de multimiljonairs, maar over alle kinderen die meer erven dan de vrije voet van 25.187 euro. In de praktijk straf je de gewone man met een koophuis, wiens kinderen straks misschien 30, 40, 50 procent van de huiswaarde moeten afgeven.’ ‘Straks denken veel mensen: ik maak mijn geld liever op, en als ik hulp nodig heb, betaalt de overheid het maar.’